Na het ontbijt stond er weer een bus voor ons klaar, we gaan
op stadstoer. Als eerste rijden we naar iets buiten de stad om
ons te laten zien dat de bevolking hier ook zelf veel
verbouwd. Van Alfafa tot bloemkool en van tomaten tot mais
en uien. Was een indrukwekkend gezicht met de drie
vulkanen op de achtergrond. We hebben nog een magisch
poedertje gekocht dat van een vrucht is gemaakt die hier
groeit en wat voor echt alles goed is, voor oudere mensen om
zich weer vitaal te voelen, voor kinderen om (nog) beter te
kunnen studeren, enz enz. We gaan het meemaken hoe vitaal
we weer worden.
We kregen naast Jeroen ook een lokale gids mee. Hij was erg trots om een inwoner van Arequipa te zijn, want voor het geval we het nog niet wisten alles is namelijk beter in Arequipa. Het weer ( dat klopte, het was vandaag denk ik wel tegen de 30 graden), het regent er zelden of nooit, meer ontwikkelde mensen dan in de rest van Peru, mooiere huizen en een schone stad. Na het agrarische gedeelte zijn we doorgereden naar een mooi pleintje en dito kerk, de naam ben ik alweer kwijt. Terug naar het centrum waar we La Compania (een Jezuïeten kerk) hebben bezocht. Hierna was het tijd voor koffie, dit hebben we gedronken op het prachtige plein.
Op loopafstand (dus midden in het centrum) ligt het nonnenklooster Santa Catalina. Dit klooster was tot voor kort afgesloten van de buitenwereld. De nonnen die er nog wonen zitten in een apart gedeelte en de rest van het klooster is opengesteld voor bezoekers. Het klooster meet maar liefst 20.000 vierkante meter en is daarmee gewoon een stad in een stad. in 1579 iets minder dan 40 jaar nadat de Spanjaarden waren gearriveerd in de stad is het klooster gesticht. Elke tweede dochter van de rijke Spaanse families die er woonden leverde een dochter voor het klooster. Er moest een flinke bruidsschat worden meegegeven, namelijk 2000 zilveren munten wat nu zo rond de 100.000 euro zou zijn. De dames (200 in het getal) mochten wel bedienden meenemen, zeg maar gerust slaven. Gemiddeld hadden de dames 2 slaven. Ze leefden er in grote weelde. Niet dat je jaloers zou moeten zijn want ze mochten verder weinig tot niets. Eenmaal per maand mochten zij hun familie spreken en dit gebeurde door een houten frame. Je mocht elkaar dus niet aanraken of helemaal zien. De meisjes waren 12 tot 14 jaar oud als ze toetraden en mochten niet praten, lach